Past Simple vs. Past Continuous
Welkom bij de uitleg over de Past Simple versus de Past Continuous. De twee werkwoordsvormen van de verleden tijd tegenover elkaar. Het is soms best lastig om deze uit elkaar te houden, maar op deze pagina vind je wat trucs om toch de juiste tijd te kunnen toepassen. Belangrijk voor jezelf: Zorg dat je weet hoe je beide vormen moet maken voordat je ze samen gaat toepassen!
1a. Wanneer gebruik je de Past Simle?
De Past Simple gebruik je bij afgesloten tijdstippen in het verleden. Zorg ervoor dat je goed weet of de activiteit of gebeurtenis al afgesloten is of niet. Duurt het namelijk langer voort of ben je het nog steeds aan het doen dan gebruik je een andere tijd! 1b. Wanneer gebruik je de Past Continuous? Je gebruikt de Past Continuous als je wil zeggen dat iets op een bepaald moment in het verleden een tijd(je) aan de gang was. In het Nederlands zeggen we dan vaak ‘was/waren aan het…’. |
2. Tips voor het kiezen van de juiste tijd
De Past Continuous en de Past Simple staan vaak samen in één zin. In de zin staat dan iets dat gebeurde, terwijl een andere activiteit al een tijdje bezig was. Je gebruikt in dat geval de Past Continuous voor de activiteit die het langst duurde en de Past Simple voor de activiteit die het kortst duurde. Er wordt ook wel eens gezegd dat iemand ergens mee bezig was toen het onderbroken werd door iets anders. Kijk maar naar de afbeelding hiernaast. Hopelijk helpt deze informatie je om de juiste tijd te vinden! |