Woordvolgorde
Vaak wordt woordvolgorde (wordorder) gezien als iets dat erg lastig is, omdat een zin zo veel verschillende onderdelen bevat. In de onderstaande uitleg vindt je meer informatie over hoe je een gewone 'simpele' zin maakt, maar ook hoe je grotere zinnen kunt bouwen.
Als je naar de zin kijkt, bestaat hij uit meerdere onderdelen:
onderwerp, werkwoord, lijdend/meewerkend voorwerp, plaats en tijd.
Een 'simpele' zin hoort ook altijd in deze volgorde te worden opgebouwd. Om deze volgorde te onthouden is het volgende ezelsbruggetje handig om te onthouden:
Ouders Willen Liever Patat en Tosti's. Je ziet dat de eerste letters van de woorden in het ezelsbruggetje staan voor de zinsonderdelen.
Let op!
a. De tijd kan eventueel ook vooraan in de zin!
b. Soms zijn niet alle onderdelen van het ezelsbruggetje aanwezig in de zin. Sla dan het onderdeel dat mist over en houd de volgorde verder aan.
onderwerp, werkwoord, lijdend/meewerkend voorwerp, plaats en tijd.
Een 'simpele' zin hoort ook altijd in deze volgorde te worden opgebouwd. Om deze volgorde te onthouden is het volgende ezelsbruggetje handig om te onthouden:
Ouders Willen Liever Patat en Tosti's. Je ziet dat de eerste letters van de woorden in het ezelsbruggetje staan voor de zinsonderdelen.
Let op!
a. De tijd kan eventueel ook vooraan in de zin!
b. Soms zijn niet alle onderdelen van het ezelsbruggetje aanwezig in de zin. Sla dan het onderdeel dat mist over en houd de volgorde verder aan.
2. Bijwoorden van frequentie
Als we de zinnen iets moeilijker gaan maken, komen er meer worden in de zin. Een voorbeeld daarvan zijn bijwoorden van frequentie. Deze bijwoorden geven aan hoe vaak/weinig iets gebeurt/gebruikt wordt, bijvoorbeeld always, sometimes, never. Een zin met een bijwoord van frequentie erin ziet er dan zo uit:
a. We never play soccer on the street.
b. They sometimes use the television.
c. She is always late at school.
Je ziet dat het bijwoord van tijd altijd vóór het werkwoord in de zin komt te staan (zin a & b), behalve bij het werkwoord 'to be' (zin c), dan komt het bijwoord van tijd áchter het werkwoord te staan!
Als we de zinnen iets moeilijker gaan maken, komen er meer worden in de zin. Een voorbeeld daarvan zijn bijwoorden van frequentie. Deze bijwoorden geven aan hoe vaak/weinig iets gebeurt/gebruikt wordt, bijvoorbeeld always, sometimes, never. Een zin met een bijwoord van frequentie erin ziet er dan zo uit:
a. We never play soccer on the street.
b. They sometimes use the television.
c. She is always late at school.
Je ziet dat het bijwoord van tijd altijd vóór het werkwoord in de zin komt te staan (zin a & b), behalve bij het werkwoord 'to be' (zin c), dan komt het bijwoord van tijd áchter het werkwoord te staan!
Hiernaast vind je nog even een filmpje met wat extra uitleg over woordvolgorde (wordorder). Het filmpje is van de website: www.engelsgemist.nl/ waar je nog veel meer informatie kunt vinden.
Extra oefenen
|
|